Ida Kannegieter-van Bemmelen
Hilversum, 22 augustus 2024
In 2009 ontving stichting "De Vereeniging" een mailtje van mevrouw Ida Kannegieter-van Bemmelen. Het gebouw had recentelijk de krant gehaald omdat de grote zaal was gerenoveerd (dat wil zeggen, de raampartijen hadden hun oude kleuren teruggekregen). Er was een feestelijke opening geweest. Graag zou ze met haar man het gebouw bezoeken tijdens de Open Monumentendagen. Haar mailtje is nu nog net zo verrassend als toen. Inmiddels rust zij sinds 2019 in vrede. Dankjewel Ida voor het delen van dit stukje geschiedenis.
+ + + + + + + + + + + +
Iet Kannegieter-van Bemmelen
Constantiastraat 20
1215 CK Hilversum
Hilversum, 3 september 2009
Er zijn weinig mensen die kunnen zeggen: "Ik ben geboren in Gebouw De Vereeniging".
Maar nu dit gebouw de laatste weken tot twee keer toe de krant haalde, komen bij mij veel herinneringen boven.
Mijn vader werd in 1887 geboren in Breukelen, als zoon van een "aannemer in timmerwerken", zoals dat destijds heette. Hij vestigde zich, nadat hij getrouwd was met mijn moeder, in Hilversum en vond daar een baan bij sociëteit "De Unie". Hij verrichte daar hand- en spandiensten, ondere andere het bedienen van de heren en de edelen, het zorgen dat de staljongen de paarden verzorgde, en het verrichten van klusjes aan het gebouw, etc.
Een architect vond het zonde dat mijn vader zijn eigenlijke beroep niet uitoefende en spoorde hem aan om een bouwbedrijf op te starten. Waarschijnlijk is het dezelfde architect geweest die hem ook een baan aanbood als conciërge van gebouw "De Vereeniging". Aldus verhuisden mijn ouders ergens rond 1920 met hun 2 zonen van 5 en 7 van de Gijsbrecht van Amstelstraat naar de Oude Enghweg 19. In 1924 werd daar mijn zus geboren en in 1928 ik. Waar vandaag de dag het geluid van het Raadhuiscarrilion binnendringt, klonken in mijn tijd de hamerslagen van de bouw van het nieuwe Raadhuis. Ik heb er niet onder geleden hoor; ik ben nog steeds trots op dit mooie gebouw.
Het gebouw "De Vereeniging" ken ik dus van binnen en van buiten. De grote tuin was heerlijk om in te spelen. Aangrenzend was er de "tuin van Veldman". Dat was een bosachtig gebied wat eerst "stadspark" heette, en nu "Dudokpark". Niemand mocht er komen, behalve wij.
Mijn vader werd dus aannemer, maar had ook die baan als conciërge. Dat deden vader en moeder eigenlijk samen. Overdag was er niet veel meer te doen dan het schoonhouden van de zalen. Dat deed mijn moeder samen met een dienstmeisje. 's Avonds, als het gebouw in gebruik was, zette moeder de koffie en vader hielp dan ook mee. De loge "De Gooische Broederschap" vergaderde op donderdag, in de kleine zaal. Zij hadden een eigen "knecht" die de koffie binnenbracht, de tafels verzorgde, en ook nog wel wat sterkere drankjes serveerde. Ook als de grote zaal aangekleed moest worden, voor bijvoorbeeld de viering van het St. Jan, hielp mijn vader mee om de spullen die nodig waren vanuit de kelder naar de grote zaal te halen.
Mijn vader heeft veel gebouwd in Hilversum, maar hij hield niet van "tig" huizen op een rijtje. Hij bouwde voor wat men toen noemde "de betere middenstand". Vrijstaand, of twee of drie onder één kap deed hij het liefst. Die huizen staan nog steeds in volle glorie; op Trompenberg, de Frederik van Eedenlaan, de Loosdrechtseweg, Insulindelaan, enzovoorts. Hij had ook nog vier huizen die hij verhuurde. Hij had dus een welbesteed leven.
Toen de oorlogsjaren begonnen, herinner ik me dat er een een telefoontje kwam van het bestuur. Alle flessen wijn van de loge die in de kelder stonden, maar ook in de kelder van ons huis, moesten vernietigd worden. De Duitsers mochten die niet vinden. Vader ontkurkte ze, en wij moesten ze allemaal leeggooien in de tuin van Veldman. Wat wij zo jammer vonden, was dat ook de fles die wij zo bijzonder vonden, sneuvelde. Het was een fles met witte waar een grote spin in zat. Die stond er al jaren. En als wij wat uit de kelder moesten halen, was het altijd even kijken naar die spin. Hij was dood, maar niet vergaan. Mijn vader vond het zonde van al die dure wijnen, maar ja, het was opdracht. Zelf dronk hij nooit wijn, hooguit met een verjaardag dronk hij een citroentje met suiker.
Het gebouw werd in beslag genomen, en de samenkomsten van de vrijmetselaars werden verboden. Ik vond dat erg, want ik wist hoe dat voelde. Ik zat bij de padvinderij, en dat was ook verboden. Het gebouw werd gebruikt door de "Distributiedienst". In de grote zaal waren allemaal loketten voor de uitreiking van bonkaarten en dergelijke. In de kleine zaal zat het administratieve personeel, en de bibliotheek werd gebruikt voor vergaderingen. Mijn moeder zorgde dat ze allemaal koffie en thee "surrogaat" kregen, maar mijn moeder deed daar een beetje liefde in omdat deze mensen haar allemaal "Moe van Bemmel" noemden. Zelfs de directeur van de dienst sprak jaren later nog over haar met die titel.
Ook de Wehrmacht had een plek in het gebouw. Dat was heftiger, want wij kinderen moesten "beleefd" op afstand blijven. Inmiddels hadden we vier onderduikers in huis. Ons kleine huisje puilde uit. Maar vader had boven een vrije ruimte ontdekt, en klaar gemaakt voor de onderduikers. Zij konden via een zogenaamde "kapstok" in het hok overnachten. Onze kamer was al klein, maar het orgel van de loge wat op het balkon stond, moest en zou een veilige plek krijgen. Dat werd dus onze kamer. Vader had dat besloten, en na de oorlog was iedereen verbaasd dat het orgel er nog was. Ook had hij de symbolische voorwerpen die de loge gebruikte op zo'n manier vertopt in de kelder dat niemand ze had kunnen vinden. Maar toen de oorlog voorbij was, was er wel veel schade aan het gebouw die hersteld moest worden.
In 1942 was vader gestopt met de bouw. Hij had zich uit laten schrijven bij de Kamer van Koophandel. Hij wilde beslist niet voor de Duitsers bouwen, aan schuilkelders enzo. Veel aannemers deden dat wel, omdat er goed geld mee te verdienen was.
De uitreiking van soep hebben we ook nog in het gebouw gehad. De gamellen stonden in de bibliotheek, en vrijwilligers schepten de grijze massa in de pannetjes waarmee de mensen kwamen aanzetten. Eén van die vrijwilligers was een jongen van ongeveer 18 jaar. Hij was de zoon van admiraal Karel Doorman, die met zijn vloot en gezin in Nederlands Indië zat. Hij heette Rob en studeerde hier. Hij maakte de gamellen schoon, nadat hij ze tot de bodem had uitgelikt. Moeder had het te doen met deze jongen, en ze stopte hem vaak wat toe, waar hij ontzettend dankbaar voor was.
Na de oorlog werd het gebouw gebruikt door de Nederlandsche Radio Unie en het Groot Omroepkoor. Ook kleinere koren repeteerden er een aantal jaren. Ik had een baantje gekregen bij de N.R.U. Mijn afdeling zat in het poortgebouw van de AVRO aan de Hoge Naarderweg. Ik keek zó op de achterkant van ons huis. Vanuit mijn slaapkamer kon ik zien of er 's avonds nog licht brandde. Dan belde ik even de portier om het door te geven. Als er calamiteiten waren met een uitzending, werd ik direct gebeld. Erg makkelijk om zo dichtbij te wonen.
In 1955 kwam er op de Torenlaan een huis vrij dat van mijn vader was. Hij besloot er zelf te gaan wonen, en mijn verloofde en ik kregen er een eigen zit-slaapkamer. Eindelijk konden we samen het Raadhuis binnenstappen. We hadden er altijd langs gemoeten als we elkaar wilden zien. Gerrit woonde op de Dalweg, en dat is precies aan de andere kant van het Raadhuis. We trouwden op 14 mei 1955. De receptie werd gehouden in de kleine zaal van "De Vereeniging". Natuurlijk mocht het van het bestuur, ik was er immers geboren en getogen.
We hebben twee dochters en een zoon gekregen. Bij hem is de appel niet ver van de boom gevallen; hij is bouwkundig ingenieur en projectontwikkelaar in Amersfoort. Allemaal hebben we iets met bouwwerken. Graag komen mijn man en ik langs op zaterdag of zondag tijdens de Open Monumentendagen. Want in ruim 54 jaar zijn we er nooit meer teruggeweest.
Ongetwijfeld zijn er in de annalen van het gebouw veel geschriften te vinden, maar toch vond ik het leuk om mijn eigen herinneringen met u te delen. Niet voor de publiciteit, maar om gezegd te hebben: ik heb goede herinneringen aan mijn jeugdjaren.
Met vriendelijke groet,
Iet Kannegieter
ps. Mijn vader is geboren als "van Bemmel", maar door een fout bij de burgelijke stand toen hij trouwde, is het "van Bemmelen" geworden. Hij kwam daar pas later achter, bij de aangifte van zijn eerste kind. Maar om het terug te draaien zou 300 gulden gaan kosten.
Dat had hij er niet voor over, en kocht er liever een stuk grond voor. Vader is 93 jaar oud geworden.